Hondenallergie
Wat is hondenallergie?
Bij hondenallergie reageert het afweersysteem van het lichaam wanneer het in contact komt met hondenallergeen. Het belangrijkste allergeen bij de hond is het Can f 1 eiwit. Dit allergeen wordt vooral aangetroffen in het speeksel van de hond en niet zozeer de huidschilfers. Dit in tegenstelling tot het kattenallergeen Fel d 1 dat wel vooral in de huid van katten wordt aangetroffen.
Het hondenallergeen Can f 1 is overal om ons heen. Het wordt in 100% van de huishoudens aangetroffen waar honden verblijven. Maar ook in openbare ruimten (zoals scholen en kinderopvang) wordt het hondenallergeen ruimschoots aangetroffen. Er is aangetoond dat showroom matrassen in beddenwinkels al na 3 weken detecteerbare hoeveelheden hondenallergeen bevatten. De allergenen werden via de kleding van ‘proefliggende’ klanten overgebracht!
Wat zijn de verschijnselen?
Zodra het hondenallergeen in contact komt met de slijmvliezen van de persoon die allergisch is ontstaat een reactie van het afweersysteem. Door deze reactie komen histamine en andere ontstekingsbevorderende stoffen vrij. Wanneer de allergenen ‘landen’ op het neusslijmvlies ontstaat een branderig of jeukend gevoel en kunnen niesbuien en loopneuzen ontstaan. Wanneer het slijmvlies zodanig zwelt dat de afvoer van vocht uit de bijholten geblokkeerd raakt kan zelfs hoofdpijn ontstaan. Komen de allergenen lager in de luchtwegen terecht dan kunnen astmatische verschijnselen optreden. Jeukende, branderige en tranende ogen kunnen ontstaan als gevolg van het contact van het allergeen met het slijmvlies van de oogleden. Omdat het Can f 1 allergeen vooral in het speeksel van de hond voorkomt kan wanneer een kat de huid van een allergisch persoon heeft gelikt een lokale huidreactie ontstaan met roodheid en zwelling.
Wie krijgt het?
Allergie voor honden komt vrij algemeen voor en kan in principe op elke leeftijd ontstaan. De ernst van de klachten kan overigens ook sterk wisselen van persoon tot persoon. Bij mensen met een aangetoonde hondenallergie zijn de verschijnselen soms zo mild (of zelfs afwezig) zodat zij een hond in huis kunnen verdragen. Anderen reageren echter wel met forse reacties zodat blootstelling zoveel mogelijk beperkt dient te worden.
Overigens is aangetoond dat kinderen met een atopische aanleg (gevoelig voor het ontwikkelen van astma en eczeem) die van jongsafaan opgroeien in een huishouden waarin een hond aanwezig is tolerant worden voor het hondenallergeen en zelfs minder eczeemklachten hebben op latere leeftijd dan kinderen die niet met honden opgroeien. Dit fenomeen geldt niet voor blootstelling aan kattenallergenen (in tegendeel zelfs).
Hoe wordt de diagnose gesteld?
Er zijn twee manieren om vast te stellen of iemand allergie voor hond heeft.
Er kan bloed afgenomen worden waarin via de RAST-methode een allergie kan worden vastgesteld.
Een andere methode is de ‘priktest’ (intracutane allergietest) waarbij kleine hoeveelheden extract van de allergenen op de huid worden gedruppeld, waarna met een klein lancetje door de druppel heen een miniscuul gaatje in de huid wordt geprikt. Binnen een half uur ontstaat in het geval van een allergie een galbult-achtig kwaddeltje rond de prikplaats. Hoe groter de galbult, hoe sterker de allergie.
Overigens is het belangrijk dat de testen alleen worden uitgevoerd bij een sterke verdenking op een specifieke allergie. Heel vaak worden deze allergietesten als een soort screening gebruikt. Het gevaar bestaat dan dat er positieve uitslagen worden gevonden die klinisch niet erg relevant zijn maar waar wel – soms onterecht – veel waarde aan gehecht wordt…
Hoe wordt het behandeld?
De allergische klachten die door honden worden veroorzaakt zijn te onderdrukken met antihistaminica. Antihistaminica voorkomen dat ontstekingsbevorderende stoffen, die voor de allergische klachten verantwoordelijk zijn, in de slijmvliezen worden losgelaten. De meest bekende zijn de antihistaminica in tabletvorm, maar er zijn ook antihistaminica in de vorm van oogdruppels. Dit soort medicijnen kunnen worden gebruikt bij incidentele blootstelling aan hondenallergeen en zijn niet bedoeld om ongelimiteerd te gebruiken om de verschijnselen van een allergie tegen de eigen hond te onderdrukken…
Hoe kan een hondenallergie worden voorkomen?
In tegenstelling tot een allergie voor bijvoorbeeld huisstofmijt of stuifmeel van gras zijn hondenallergenen in principe te vermijden door geen hond als huisdier te nemen en bezoeken te mijden aan huizen waar een hond als huisdier wordt gehouden. Hoewel hondenallergenen op heel veel plekken in onze omgeving kunnen worden aangetroffen is het voor mensen met een bekende hondenallergie toch relevant om de genoemde plekken met hoge concentraties hondenallergeen te mijden.
gerelateerde onderwerpen
allergie algemeen
kattenallergie
hooikoorts
huisstofmijtallergie
literatuur
Weber RW: Dog dander. Ann Allergy Asthma Immunol. 2007 Mar;98(3)
Epstein TG et al: Opposing Effects of Cat and Dog Ownership and Allergic Sensitization on Eczema in an Atopic Birth Cohort. J. Pediatrics 2011 Feb;158:265-271 (volledig artikel)